Introductie

In een recente zaak tussen de eigenaar van een perceel met enkele bedrijfspanden en omwonenden heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (de AP) beslist dat de eigenaar zijn eigendommen mag beveiligen met camera's. De beslissing geeft (praktisch) inzicht in de normen die de AP stelt voor cameratoezicht en in de beoordeling van de wettelijke grondslag "gerechtvaardigde belangen" bij de toepassing van cameratoezicht.

Achtergrond

De zaak heeft betrekking op een perceel met enkele bedrijfspanden dat door middel van twee buitencamera's wordt beveiligd. De camera's filmen een gedeelte van de openbare weg. De omwonenden van het perceel hebben de AP verzocht om handhavend op te treden tegen de verantwoordelijke, omdat de camerabeveiliging in strijd zou zijn met de toepasselijke privacyregelgeving. De omwonenden wonen naast en tegenover het gebied waar de camera's zijn geplaatst. Voor de toegang tot hun woning zijn de omwonenden grotendeels aangewezen op het deel van de openbare weg waarop de camera's gericht staan.

De AP heeft het verzoek om handhaving in eerste instantie afgewezen en heeft beslist dat de verantwoordelijke een gerechtvaardigd belang heeft bij het cameratoezicht. De omwonenden zijn het hier niet mee eens en hebben bezwaar ingediend tegen deze beslissing van de AP. In het bezwaarschrift betogen de omwonenden dat de AP onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een gerechtvaardigd belang bestaat aan de zijde van de verantwoordelijke, en dat ten onrechte niet is voldaan aan de verplichting om betrokkenen vooraf door middel van borden te informeren over het feit dat zij (ook) op de openbare weg worden gefilmd. De AP reageert hierop in de beslissing van bezwaar van 28 juni 2018, gepubliceerd op 1 november 2018.

Gerechtvaardigd belang bij cameratoezicht

In de beslissing op bezwaar zet de AP uiteen dat voor een beroep op gerechtvaardigd belang aan drie cumulatieve voorwaarden moet zijn voldaan. De AP baseert dit oordeel op de Artikel 29 Werkgroep opinie van 9 april 2014.

De drie voorwaarden worden hieronder besproken.

i. Het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke moet rechtmatig zijn, voldoende duidelijk zijn verwoord en een werkelijk en aanwezig belang vertegenwoordigen

In deze zaak beoogt de verantwoordelijke met het cameratoezicht haar eigendommen, en de goederen en personen die aan haar toevertrouwd zijn te beveiligen. Ook dient het cameratoezicht ertoe dat de verantwoordelijke zo nodig onderbouwd aangifte kan doen van beveiligingsincidenten. De AP stelt dat bescherming van eigendom de uitoefening van een fundamenteel recht is en als zodanig een gerechtvaardigd belang is.

Daarnaast staat vast dat er zich recent een incident heeft voorgedaan op het perceel van de verantwoordelijke. De AP meent dat daardoor het belang van verantwoordelijke een werkelijk en aanwezig belang is, en dat er geen sprake is van een 'speculatief' belang. De vraag is dan of een incident noodzakelijk is alvorens een belang "werkelijk en aanwezig" is. Dit heeft de AP waarschijnlijk niet bedoeld. Aannemelijk is eerder dat de AP heeft bedoeld dat er in ieder geval sprake is van een werkelijk en aanwezig belang, indien zich in het verleden een incident heeft voorgedaan, maar dat er ook in andere gevallen een werkelijk en aanwezig belang kan zijn.

ii. Verwerking moet noodzakelijk zijn waarbij tevens wordt getoetst op subsidiariteit en proportionaliteit

Bij de proportionaliteits- en subsidiariteitstoets moet de verantwoordelijke zich allereerst afvragen of de inbreuk op de privacy van de betrokkene in verhouding staat tot het doel dat de verwerking dient. Daarnaast moet de verantwoordelijke nagaan of het doel ook op een voor de betrokkene minder nadelige wijze kan worden bereikt.

In de beslissing op bezwaar toetst de AP allereerst aan het proportionaliteitsbeginsel. De AP oordeelt dat het filmen van (een deel van) de openbare weg niet per definitie disproportioneel is. Wel mag alleen dat deel van de openbare weg worden gefilmd, waarvan dit onvermijdelijk en noodzakelijk is voor de bescherming van personen en eigendommen.

In deze zaak bleek het niet mogelijk om de eigendommen en personen afdoende te beschermen, zonder een gedeelte van de openbare weg te filmen. Voor zover de openbare weg werd gefilmd was dit beperkt tot die plekken waar personen die bijvoorbeeld recht voor het hek van het perceel van verantwoordelijke staan in beeld worden gebracht.

Of het geoorloofd is een deel van de openbare weg of ruimte te filmen is dus steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De verantwoordelijke zal ervoor moeten zorgen dat het filmen van de openbare weg (en daarmee passanten en omwonenden) wordt beperkt tot wat strikt noodzakelijk is voor het doel van het cameratoezicht. Ook moet de verantwoordelijke bepalen of het noodzakelijk is dat de camera's continu aanstaan. Mogelijk kan worden volstaan met opnames gedurende bepaalde periodes.

Wat betreft het subsidiariteitsbeginsel meent de AP dat het voor het doel noodzakelijk is dat de perceelgrens (afgeschermd met een hek) en de daaraan grenzende openbare weg in beeld worden gebracht. De omwonenden opperen dat de verantwoordelijke ook gebruik kan maken van een interne beveiligingsinstallatie in plaats van twee buitencamera's. De AP meent echter dat hiermee niet het doel wordt bereikt, omdat in een dergelijk geval personen die vanaf de openbare weg vlak voor het hek of op het perceel vernielingen aanrichten niet afdoende in beeld kunnen worden gebracht. De AP meent dat het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt niet op een minder nadelige wijze kan worden verwezenlijkt.

iii. Belangenafweging tussen belangen van verantwoordelijke en van betrokkene.

Bij de toetsing van het gerechtvaardigd belang moet een afweging plaatsvinden tussen de belangen van de verantwoordelijke enerzijds en de betrokkenen anderzijds. Voor een geslaagd beroep op gerechtvaardigd belang moeten de gerechtvaardigde belangen van de verantwoordelijke zwaarder wegen dan de belangen, grondrechten of fundamentele vrijheden van de betrokkenen.

In de belangenafweging moeten onder meer de gevolgen die de verwerking van persoonsgegevens voor betrokkene heeft en de (aanvullende) waarborgen die de verantwoordelijke heeft getroffen ter voorkoming en beperking van de ongewenste gevolgen voor betrokkenen worden betrokken. De AP weegt daarbij de volgende omstandigheden mee:    

  • de beelden worden na twee weken automatisch gewist. Dit is binnen de termijn van vier weken die wordt voorgeschreven in de Beleidsregels Cameratoezicht van de AP. Deze termijn geeft een verantwoordelijke wat de AP betreft voldoende gelegenheid om camerabeelden terug te kijken en waar nodig aangifte te doen van een incident;
  • de videorecorder is beveiligd met een wachtwoord. Hiermee wordt voorkomen dat onbevoegden toegang hebben tot de camerabeelden. Van de inlogpogingen worden bovendien logfiles bijgehouden door de leverancier van de camera-apparatuur; en
  • voorbijgangers op de openbare weg worden volgens de AP in voldoende mate geïnformeerd over het cameratoezicht en de mogelijkheid dat zij worden gefilmd.

De AP meent dat door deze maatregelen voldoende wordt zorggedragen voor de bescherming van persoonsgegevens.

Informatievoorziening bij cameratoezicht

In deze zaak heeft de AP vastgesteld dat op de deur van het bedrijfspand van verantwoordelijke een sticker is aangebracht met een camerasymbool. De AP meent dat uit de context hiervan duidelijk kan worden afgeleid wat het doel van het cameratoezicht is en wie de verantwoordelijke is zodat dit symbool voldoende is. Deze sticker is bovendien duidelijk zichtbaar vanaf de openbare weg, zodat ook passanten voldoende worden geïnformeerd.

In de beslissing op bezwaar wordt verder niet besproken of en hoe er aan de verdere informatievoorziening wordt voldaan overeenkomstig de AVGB (namelijk het informeren over onder andere de bewaartermijn en de wettelijke rechten van de betrokkenen). De betrokkene heeft onder de AVGB ook recht op deze informatie. In de praktijk kunnen verantwoordelijken dit oplossen door informatie over het cameratoezicht te plaatsen op hun website of door op locatie een informatieformulier beschikbaar te stellen.

Het is overigens de vraag of een enkele sticker met het symbool van een camera ook voldoende is als in het pand meerdere bedrijven gevestigd zijn of indien de camerabeelden ook voor andere doeleinden worden gebruikt, zoals het analyseren van passantenstromen in een winkelcentrum.

Uitvoeren DPIA

Indien de verantwoordelijke door middel van cameratoezicht grootschalig en stelselmatig de openbare ruimte monitort, moet zij een Data Protection Impact Assessment (DPIA) uitvoeren. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn bij cameratoezicht in winkelcentra, in parkeerplaatsen en -garages, op stations of op vliegvelden. De Beleidsregels Cameratoezicht kunnen hierbij een handvat bieden.

Afsluitende opmerkingen

De beslissing op bezwaar van 20 juni 2018 geeft inzicht in de normen die de AP van belang acht in geval van cameratoezicht. Hieronder vallen de Beleidsregels Cameratoezicht, ook al stammen deze beleidsregels nog uit de Wbp-tijd.

De uitspraak is relevant voor organisaties die cameratoezicht toepassen in (de buurt van) de openbare ruimte. De ervaring leert dat cameratoezicht een gevoelig onderwerp is dat voor spanningen kan zorgen tussen organisaties en buurtbewoners of andere belanghebbenden. Aangezien de AP handelt naar aanleiding van klachten van betrokken, is het van belang dat organisaties gegevensverwerking in het kader van cameratoezicht secuur regelen. Dit betekent ieder geval dat de relevante afwegingen moeten worden vastgelegd en in veel gevallen een DPIA moet worden uitgevoerd.

De omwonenden hebben inmiddels beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Momenteel buigt de rechtbank zich over de zaak.

Klik hier om u aan te melden voor deze nieuwsbrief.

Overzicht behandelde onderwerpen

Januari 2017 Territoriale reikwijdte van de AVGB
Februari 2017 Het concept van toestemming
Maart 2017 Bijzondere persoonsgegevens
April 2017 'Accountability', 'Privacy by Design' en 'Privacy by Default'
Mei 2017 Rechten van betrokkenen (informatievoorziening)
Juni 2017 Rechten van betrokkenen (inzage, correctie en overdraagbaarheid)
Juli 2017 Rechten van betrokkenen (wissing, beperking, bezwaar en geautomatiseerde besluitvorming)
Augustus 2017 Verwerkers
September 2017 Datalekken en meldplichten
Oktober 2017 Functionaris voor de Gegevensbescherming
November 2017 Doorgifte van persoonsgegevens (buiten de EER)
December 2017 Toezichthouders (competenties, taken en bevoegdheden)
Januari 2018 One Stop Shop
Februari 2018 Sancties
Maart 2018 Verwerkingen van persoonsgegevens in arbeidsverhoudingen
April 2018 Profiliering en Retail
Mei 2018 Overview
Oktober 2018 Overzicht van ontwikkelingen sinds 25 mei 2018
November 2018 Gegevensbeschermingseffectbeoordelingen (DPIA's)
December 2018 EDPB-richtlijnen over de territoriale reikwijdte van de AVGB 
February 2019  Cameratoezicht 

Dentons is the world's first polycentric global law firm. A top 20 firm on the Acritas 2015 Global Elite Brand Index, the Firm is committed to challenging the status quo in delivering consistent and uncompromising quality and value in new and inventive ways. Driven to provide clients a competitive edge, and connected to the communities where its clients want to do business, Dentons knows that understanding local cultures is crucial to successfully completing a deal, resolving a dispute or solving a business challenge. Now the world's largest law firm, Dentons' global team builds agile, tailored solutions to meet the local, national and global needs of private and public clients of any size in more than 125 locations serving 50-plus countries. www.dentons.com.

The content of this article is intended to provide a general guide to the subject matter. Specialist advice should be sought about your specific circumstances.